Ik was eenentwintig toen iemand me erop wees dat het gros van de leerlingen die ik voor me had thuis geen complimenten ontvangt. (Dat is toch dieptriest?) En dat ‘t daarom belangrijk is om zo veel mogelijk gemeende complimenten te geven gedurende een dag. En toen ik me hierop focuste, herstelde niet alleen het ontstane haarscheurtje in m’n hart, maar ontstond er ook een diepere band met de mensen om me heen aka die aandoenlijk zelfbewuste en onhandig knurftige pubers om me heen.
Je hebt aandacht nodig om er iets uit te pikken wat het complimenteren waard is, zodat het een oprecht compliment wordt. En rust creëren om aandacht te kunnen schenken is moeilijk in deze tijd – I know – ook als je niet voor een klas met 30 kinderen staat. Maar aandacht is sinds het begin van de mensheid wél het hoofdingrediënt om iets te laten groeien.
Zo viel het me toen bijvoorbeeld ineens op dat het haar van een van de meiden iedere week weer anders gevlochten was, dat die ene jongen nieuwe schoenen in z’n lievelingskleur had en dat weer een ander een klasgenoot geduldig hielp bij moeilijkheden met de opdrachten. En door al die observaties om te zetten in complimenten, ontdooiden zelfs de nors- en ongemakkelijkste kinderen.
En jongens, zo moeilijk is het niet: een compliment uitdelen. Althans, dat dacht ik. Maar je komt weleens op plekken waar ‘t heel moeilijk blijkt om iets positiefs te zeggen over de looks, het werk, dat rake observatievermogen en ‘t fantastische charisma van anderen. Terwijl ‘t met de grond gelijk maken van iemands bodywarmer, politieke voorkeur (niet eens gerelateerd in dit geval), voorliefde voor dierenprint of sportschoolroutine met een schijnbaar aangeboren flair gebeurt. Misschien zijn deze mensen zélf kinderen die vroeger geen complimenten kregen en daardoor niet weten hoe zoiets werkt. I listen, I don’t judge. En maak je niet dik, I got you!
Ook als je wel bekend bent met complimenteren, maar ‘t niet meer durft… Ja, dat kán. Toen ik een gebrek aan positieve feedback namelijk een keertje aankaartte, kwam de aap al snel uit de (waarschijnlijk totáál verkeerd gestylde) mouw: je kan als man moeilijk complimenten geven in deze tijden, en al helemaal niet aan vrouwen. Want voor je ‘t weet heb je iets gedaan dat grensoverschrijdend is. Hevig ja-knikken links en rechts van me.
Nu is er met dit statement meerdere dingen mis. Maar ik focus me even op één ding. Zat ik hier aan de VI-tafel en gingen we ‘t nu hebben over hoe je ook echt níks meer kan zeggen tegenwoordig? Nee, toch? Voor ‘t eerst ooit was ik opgelucht dat er een pitcher koud bier over me heen gemorst werd, zodat m’n temperatuur daalde. Toch grappig hoe het effect contextafhankelijk is. Het gesprek stokte, maar wat ik graag nog had willen zeggen:
Maat, hóé geef jij een complimentje? Van een oprecht compliment zonder bijbedoelingen – en je voelt als ontvanger echt wel aan of iemand het meent dat je een leuk shirt aan hebt óf dat diegene je een krantenabonnement wil aansmeren of -ie dat shirt het liefst zo snel mogelijk uittrekt – heeft echt nog nooit iemand een klacht aan z’n broek gekregen. Nee, ik meen het. Ik kan mezelf niet voorstellen hoe ‘t is om een dag door te brengen zónder iemand ergens over te complimenteren en ik heb daar ook geen opbouwende feedback over ontvangen. Dus nog even een keer hoe je zoiets kan doen zonder brokken, voor echt iedereen:
– Valt je iets leuks of positiefs aan iemand op? Zeg het gewoon! Wildvreemden of bekenden? Dat maakt geen verschil.
– Zorg dat je het meent! Dus iedereen of altijd hetzelfde compliment geven, voelt gewoon onoprecht – het mist dat stukje persoonlijke aandacht. Doe ‘t dus niet.
– Houd het kort: “hé, dat shirt staat je goed/I love dat roze in je haar/ik vind het mooi hoe je de details altijd uitwerkt/goed dat je zo voor je vriend opkwam”
– Blijf niet plakken, gebruik een compliment niet als gespreksstarter of aanloop naar een verzoek. De verdenking van bijbedoelingen ligt dan al snel op de loer. Duik weer je eigen gesprek in, strik je veter (“breek de tent af!” sorry, een automatisme), zet je zoektocht naar waar de eieren in deze supermarkt in godsnaam te vinden zijn voort – serieus, waarom is die plek nóóít logisch?
– Verwacht niets terug. Weet je nog, die verborgen agenda waar we ‘t over hadden? Je geeft een compliment voor een ander, niet voor jezelf.
– Vergelijk het nergens anders mee. Iemand zei ooit: “ooh, heel leuk dat blonde haar, veel beter dan bruin.” Ehm, bruin is m’n natuurlijke haarkleur, dus je vond het al die jaren lelijk? Thanks, denk ik?
– Vergelijk het niet met anderen. “Oh, dat doe je echt veel beter dan Die en Die” is ten eerste niet leuk voor Die en Die (die persoon moet tenslotte al leven met een onhandige rotnaam). Maar ook de complimentontvanger geneert zich dan.
De kern is dat het vaak niet eens om het compliment zelf gaat, maar om de positieve aandacht die je iemand schenkt. Zo lang je iemand gepersonaliseerde feedback geeft, zit je eigenlijk al snor.
Een praktijkoefening om mee af te sluiten: hoe ga je mij complimenteren voor dit stukkie?
Geef een reactie