Ik proef zout terwijl ik met m’n handen over m’n gezicht wrijf. De afgelopen weken kwam dat zilte vooral door zweet dat op m’n bovenlip parelde. Lang leven de zomer. Nu zijn het de tranen die over m’n wangen glijden. Van die eenzame druppels die je, als je het navertelt, uit man en macht had geprobeerd binnen te houden, maar eigenlijk nooit écht hard tegen hebt gevochten. Ze sijpelen langs je neusvleugels naar je mondhoek. Klaar om weer opgeslokt te worden en bewaard tot de volgende huilpartij. Als een soort circulair traneneconomie.
Het was de film over Frank Zappa waar ik zo door ontroerd was. Niet dat ik een zieke fan ben. Ik kende ‘m alleen als man met wilde coupe en gekke snor. En kon welgeteld twee nummers noemen, waarvan één Don’t Eat The Yellow Snow heet en altijd werd aangehaald door een ex-vriendje wanneer ’t had gesneeuwd. De ander stond in een playlist van de High Fidelity-serie waar ik afgelopen maand aan verslingerd ben geraakt – ja, zowel de serie als de playlist. Maar die film legde zo fucking veel passie en talent bloot. Ik schrok er gewoon van. De beste man heeft zeker vijftig albums uitgebracht toen hij nog leefde en ook ná z’n dood zijn er minstens evenveel cd’s uitgebracht. Dat is toch niet te bevatten?
Een van de fragmenten die me ’t meeste raakte, was hoe hij in voormalig Tsjecho-Slowakije ontvangen werd door een uitzinnige menigte en hoe hij politiek betrokken raakte bij het land. Dan ben je een muzikaal mastermind, die in de Verenigde Staten verguisd wordt omdat je niet mee wil doen met de hitlijsten voor de massa en knokt tegen censuur van muziek. Niet ééns je eigen muziek, maar die van andere grootheden zoals Prince, bijvoorbeeld. En dan word je in een ander land het boegbeeld voor vrijheid. Wat voor idiote grootheid ben je dan? Hij leek het ook allemaal zo vanzelfsprekend te vinden. Hij deed wat hij moést doen – uit principe en met volle overgave:
Uren, dagen, maanden achtereen aan muziek werken. Een eigen en indie platenlabel starten omdat de hele muziekindustrie ‘m niet aanstond. Die vijftig albums uitbrengen. De grootste orkesten van de wereld betalen om z’n composities te spelen. Geen fucks geven om hits. Artiesten om hem heen uitdagen om altijd het beste te geven. Oh ja, en dan nog even een vrijheidssymbool worden in Europa. Tot hij uiteindelijk dood gaat aan kanker. Zoals zo velen. Bleek hij naast een fucking briljante gast ook nog eens sterfelijk te zijn.
Na dit soort films komt altijd een moment van zelfreflectie. Hoewel ik beter weet dan mezelf te vergelijken met een ander, maak ik toch even de balans op. Ik kom op geen enkele manier in de buurt van deze man. We lijken niets met elkaar gemeen te hebben (wauw, zelfs z’n krullen zijn beter dan de mijne!). En toch: ik voel ook een intense drang. Een passie om de wereld te verbeteren – uit principe en met volle overgave. Ik moét iets doen. Meer dan dat ik nu doe. Ik wil ergens voor vechten. Iets wat groter is dan ikzelf. Ff ’t hele kapitalisme in de kiem smoren ofzo. Ik weet alleen nog niet waar te beginnen. Zelfde geldt voor het leren kennen van Zappa’s oeuvre, trouwens. Het enige wat erop zit, is zwoegen. Door alle albums en voor de goede zaak!
Geef een reactie