Achteroppie

Ze spreken ’t altijd zo luchtig uit, alsof ’t niets is; iemand vervoeren. “Spring maar achterop, joh!” Alsof je je nergens zorgen om hoeft te maken. “Ik trap me het schompes, maar doe het graag. Voor jou. En ook een beetje voor mezelf. Nee, joh. Het maakt echt niet uit dat ik straks met een slag in m’n wiel en een bezwete rug aankom bij de borrel, de trein waarin ik nog anderhalf uur moet zitten, of de vrijpartij met jou waar ik toch al een beetje zenuwachtig voor was, maar dat probeer te verbergen met nonchalante hoffelijkheid.”

Als je dan bij iemand achterop springt, voelt het meteen veel intiemer dan de bedoeling is. Vind je niet? Het maakt niet uit bij wie je achterop gaat – je beste vriendin, een collega, of een totale vreemde. Je vertrouwt iemand toch een beetje je leven toe. Of in ieder geval je mooie gezicht, dat je liever niet over het asfalt geschraapt terugziet.

Je zegt nog snel: “Laat je het me weten wanneer ik moet afstappen voor een stoplicht, ofzo?” als een herinnering dat jullie deze oefening samen tot een goed einde moeten brengen. Niet dat één iemand al thuis is terwijl de ander met brute kracht van de bagagedrager is gesmeten omdat ‘iemand’ vooral bezig was met diens eigen fietstechniek.

Dan kom je snel bij het volgende dilemma: waar laat je je handen? Houd je het rekje vast of iemands heupen? En als je voor dat laatste kiest: stevig of losjes? Ga je voor je eigen veiligheid en de kans op onontdekte lichaamsplooien, of kies je voor sociaal veilig en pas je de slowdance-techniek uit groep zeven toe? Je weet wel: zo min mogelijk lichaamscontact, iemand alleen aanraken met uitgestrekte vingers en, wat je ook doet, je handen niet verschuiven!

Of sla je onbeschaamd je hele arm om iemands middel? De ander vergeet onmogelijk dat je er nog bent want zo’n menselijke gordel is nogal… aanwezig. En hoewel de een het kan uitleggen als doodsangst, zou de ander het bestempelen als onbevreesd, in ieder geval in sociale context. Want weet je hoe dicht je dan bij iemand zit?

Maar echt! Wanneer was de laatste keer dat jij lepeltje-lepeltje lag met iemand aan wie je net je leven had toevertrouwd? Want dát is hoe het voelt. Als je tipsy bent, heb je zelfs nog een excuus om je wang tegen iemands rug te vleien. Daar kom je in geen enkele andere situatie mee weg. Gerda in de rij bij de supermarkt ziet je aankomen, zeg. Dus als je achterop zit: pak die kans gewoon. Geen haan die ernaar kraait. Of het nu die eerdergenoemde beste vriendin, een collega, of een totale vreemde is. Of niet, hè. Dat kan ook. Voel de situatie vooral zelf aan. Maar weet dat het kán: de vrees om van dat rekje te pleuren verruilen voor de sociale angst over wat je tegen elkaar zegt wanneer je op bestemming bent.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *